De finca waar we verblijven ligt prachtig tussen de bergpieken van de Andes en wordt omringt door koffie- en bananenplantages.
Vanmorgen zijn we al redelijk vroeg vertrokken want we gaan een lange wandeling maken en naar de top van de Alto de la Cruz.
We zijn met onze eigen bus naar Salento gereden, een heel leuk dorpje dat het oudste is hier in de omgeving. Hier heeft de tijd duidelijk stil gestaan. De huizen zijn prachtig geschilderd in allerlei felle kleuren. Ze staan ook op de UNESCO werelderfgoed lijst.
Met Amerikaanse legerjeeps, de zogenaamde “willy’s”, zijn we in zo’n 30 minuten naar de Valle de Cocora gereden.
Ik mocht lekker voorin. Dat is een vallei met de hoogste palmbomen ter wereld, de zogenaamde Palma de Cera (waspalm) die wel 65 meter hoog kunnen worden. We hebben de lange wandeling genomen.
Het dal was soms te zien maar meestal liepen we in de nevel en dat had dan in het woud iets mystieks. Op enig moment ook nog regen gehad. Toen we helemaal boven waren heeft de gids daar nog op een blokfluit zitten spelen en dat dan in de mist was best apart.
Na terugkomst in Salento hebben we daar gegeten. Ik heb gekozen voor de Trucha con patacón (forel met gefrituurde bakbanaan).
In de straatjes proberen ze met folders je naar hun restaurant te lokken. Toen we er eentje uit hadden gekozen (met zijn vieren) liepen we achter de jongeman aan en moesten naar boven. Daar zaten we in een ruimte die waarschijnlijk op andere momenten dienst doet als woonkamer.
Was wel grappig. Eten was heerlijk. Toen weer terug naar het hotel en daar ben ik een paar uurtjes mijn bed in gedoken. Voelde me grieperig en vooral pijn in mijn keel. Toch nog wat gaan eten en toen werd het nog gezellig. We waren al klaar met eten en toen bood ik met metgezellen een rondje aan. Waarop de ober vroeg: allemaal op uw kamer ? Ik zei toen Ja dat is wel de bedoeling want ik ben jarig. Toen moest er natuurlijk gezongen worden en ook de andere tafels zongen luidkeels mee.